top of page

Leo haat tomaat

Daar aan tafel zat een jongetje met een heel, héééééél vies gezicht. Hij keek er ook boos bij en een klein beetje alsof hij moest overgeven. Dat was niet zo raar hoor, het gebeurde af en toe eens dat Leo met zo’n lelijk gezicht aan tafel zat. Hoe kwam dat toch?

Misschien moest hij naar de tandarts?

(nee, daar was hij twee dagen geleden bij geweest en dat vond hij niet erg want dan kreeg hij een sticker)

Misschien had hij een slecht rapport op school?

(welnee, Leo was de slimste van de klas en bovendien was het vakantie)

Had hij dan ruzie met zijn zusje?

(mja, eigenlijk wel een pietsie beetje gehad deze morgen, maar dat was allang weer voorbij)

Wat was er dan?!?

Denk nu eens na! Je weet toch wat er in het bord van Leo lag die middag?

In het bord van Leo lag een hele hoop sliertjes, nee geen regenwormen (dat was een ander verhaal, dat zei ik toch al!). Spa-het-tie heten zulke sliertjes. Spa-het-tie is best wel lekker hoor, dat vond Leo eigenlijk ook. Dus wat was dan het probleem? Het probléém zeg je? Dat zat verstopt, heel geniepig in allerlei holletjes en nestjes tussen die lekkere spahettie.

Rode stukjes.

Vieze velletjes die in Leo’s mond bleven zitten, wel úren, dágen lang.

Honderdduizend pitjes die akelig kraakten als je erop beet.

Tussen die heerlijke spahettie verstopt zaten vieze, vuurrode stukjes tomaat.

...

 

Er was iets vreemds. In het bed van Leo. Hij wist het meteen.

Toen Leo wakker werd, kreeg hij zijn ogen bijna niet open en dat was raar, want normaal sprong Leo altijd meteen uit zijn bed om de wolken te tellen of de regendruppeltjes op het raam als alle wolken tegen elkaar zaten. Maar nu niet. Leo gaapte (hoe-hoe-hoe-haaaaauw) en gaapte nog eens, rekte zich uit tot hij wel drie centimeter gegroeid was en nog kreeg hij zijn ogen bijna niet open. Hij wreef erin met zijn vinger en dan met zijn vuist en dan met het puntje van zijn vreselijke piratendekbed, en toen gingen zijn ogen heeeeeeeeeeel traag en met veeeeeel moeite open.

Wat was er aan de hand?

Leo rolde uit bed en ging slaperig naar het raam om de wolken te tellen, maar sjeemienee! Hij zag helemaal geen één wolk. Zelfs geen kleintje. Hij zag eigenlijk helemaal niks. Dat kwam omdat het nog nacht was. Nog ontzettend mega pikkedonker nacht, bijna nog net zo nacht als om twaalf uur (dacht Leo want hij was nog maar één keer opgebleven tot twaalf uur en hij wist niet meer zo goed hoe erg nacht het toen was geweest).

Leo krulde zijn tenen en krabde in zijn haar.

Als het nog hartstikke nacht was, waarom was hij dan wakker?

Leo dacht lang na, maar hij wist het niet. Hij ging ook pas na de vakantie naar het tweede leerjaar. Maar Emma, die ging al naar het vierde leerjaar. Zij wist het misschien wel.

 

...

 

De kabouter wurmelde in de zak van zijn onderbroek en haalde er een briefje uit. Helemaal verfrummeld en met vieze pletsmeervlekjes op. Hij vouwde het open en tuurde ernaar.

‘Leeejooo. Hie hie, wat een gekke naam.’

Hij keek met één pieterig oogje omhoog naar Leo.

‘Ben jij Leejoo?’

Leo knikte.

‘Ja, dat ben ik’, zei hij.

De kabouter stopte het vieze frummeltje in zijn mond en at het op (bèèh, dacht Leo). Toen streek hij gewichtig over zijn baard en zei:

‘Hum hum.’

Ja, en verder?

‘Hum hum. Geachte mieneer Leejoo. Ik, Korstel, heb uu een bielangrukke boodsjap te bezorgeren.’

Leo had helemaal geen slaap meer. Eerst een bult. Dan een rode kabouter met wolletjes die Korstel heette. En nu een belangrijke boodschap. Het was niet te geloven.

‘Wat is die belangrijke boodschap dan, alstublieft meneer Korstel?’, vroeg hij.

De kabouter wriemelde met zijn tenen (die wolletjes jeuken zeker, dacht Leo).

En toen kwam het.

‘Wel. Wellewel, die boodsjap is, beste Leejoo, dat jij gekozen bent om een bielangrukke, eh, dinges te doen. Een dinges dus.’

Hij snoot zijn neus (pwa-pwa), streek over zijn baard en zei:

‘Ziezo, dat was het dan. Veel succes ermee en toedeloe!’

Hè?! Leo begreep er natuurlijk geen potje koffie van. Korstel haalde al zijn paraplu boven en hij wilde er vandoor gaan, maar Leo pakte zijn arm vast.

‘Ja, maar meneer Korstel de kabouter, wacht es eventjes, hoor! Ik begrijp er niks van. Wat is die dinges dan, die ik moet doen? Dat moet ik toch weten of anders kan ik die niet doen!’, zei hij.

Dat was een goede vraag van Leo.

 

bottom of page